Op een koude decembernacht, terwijl velen genoten van de feestdagen, werd een gezin met vier kinderen opgeschrikt door een angstaanjagende explosie bij hun huis aan de Cornelis Evertsenstraat. De impact was verwoestend; de voordeur werd naar binnen geblazen, ramen verbrijzeld en een Boeddhabeeldje vernield. De hele gang lag bezaaid met puin, en de schade was niet beperkt tot alleen hun woning, maar bereikte zelfs de aangrenzende buren.
De schuldige van deze laffe daad, Jordan de F. uit Gouda, is momenteel in hechtenis wegens verdenking van poging tot doodslag, het veroorzaken van een ontploffing en vernielingen. Ondanks aanvankelijk zijn betrokkenheid te ontkennen, heeft hij later toegegeven aanwezig te zijn geweest in de vluchtauto die de fatale rit maakte naar Dordrecht. Zijn advocaat beweert dat hij verblind was voor de duistere plannen van zijn medepassagiers, maar het bewijs spreekt tegen.
Terwijl het onderzoek vordert, blijft De F. zwijgen over de ware toedracht, uit angst voor repercussies. Hij weigert de namen van de werkelijke daders te onthullen, en zijn advocaat benadrukt zijn vrees voor een mogelijke vergelding als hij openheid van zaken geeft. Het mysterie rond twee mogelijke medeverdachten voegt een extra laag complexiteit toe aan deze zaak.
Met een pasgeboren zoontje en zijn partner buiten de muren van de gevangenis, probeert De F. tevergeefs de gelegenheid te krijgen de geboorte van zijn kind mee te maken. De advocaat stelt dat de hechting tussen vader en zoon essentieel is voor hun toekomst, maar de rechter acht de dreiging van herhaling te groot om hem voorlopig op vrije voeten te stellen.
De aanslag die het gezin trof heeft diepe sporen nagelaten, zowel fysiek als emotioneel. Terwijl het onderzoek voortduurt en de rechtbank zich buigt over de zaak van Jordan de F., blijft de waarheid achter deze afschuwelijke gebeurtenis vooralsnog onbekend. Het verdriet van de vader in de gevangenis en de onzekerheid rondom de betrokkenheid van anderen werpen een donkere schaduw over deze trieste gebeurtenis.