De Nederlandse gemeenten staan voor een nieuwe uitdaging wat betreft de huisvesting van statushouders. Minister Faber heeft besloten dat gemeenten in de eerste helft van het jaar vijf vluchtelingen met een verblijfsvergunning minder moeten huisvesten dan aanvankelijk gepland. Dit brengt het totaal voor de periode tussen 1 april en 31 december op 57 nieuwkomers die onderdak moeten krijgen. Echter, eind maart lag het aantal gehuisveste nieuwkomers slechts op negen, wat aanzienlijk lager is dan de helft van de oorspronkelijke doelstelling.
De verandering in het aantal te huisvesten statushouders is direct gerelateerd aan een recent kabinetsbesluit omtrent het behandelen van asielverzoeken van Syriërs. Voorlopig worden deze verzoeken niet meer verwerkt, wat resulteert in lagere aantallen te huisvesten statushouders voor gemeenten. Deze ontwikkeling heeft twee significante gevolgen: Syriërs krijgen momenteel geen verblijfsvergunning meer, terwijl de beoordeling van andere asielverzoeken ingewikkelder en tijdrovender wordt, waardoor de instroom van statushouders afneemt. Ondanks deze vermindering blijven gemeenten echter aanzienlijk achter op hun huisvestingsdoelstellingen.
Om de huisvesting van statushouders te versnellen, overweegt minister Faber om gemeenten een eenmalige financiële ondersteuning te bieden. Ook wordt er gewerkt aan doorstroomlocaties voor statushouders om de huidige achterstanden in te halen. De minister heeft plannen om de doelstellingen op gemeentelijk niveau aan te passen zodra deze doorstroomlocaties operationeel zijn.